Werkgever moet voor werknemer gunstigste opzegging kiezen maar werknemer krijgt toch geen transitievergoeding

Casus
Als een werknemer 104 weken arbeidsongeschikt is, kan de werkgever het dienstverband opzeggen met toekenning van een transitievergoeding, die wordt gecompenseerd door het UWV. Als een werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt eindigt het dienstverband zonder transitievergoeding. Maar wat gebeurt er als die twee samenlopen? Daarover moest de rechtbank Limburg oordelen op 1 februari 2023.

Het oordeel
De rechtbank schetst het kader van opzeggingen en aanspraak op een transitievergoeding. Vervolgens wordt gewezen op het arrest van de Hoge raad, waarin wordt aangegeven dat het gegeven dat een werknemer kort na een ontslag de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken, geen reden is om de transitievergoeding te matigen (ECLI:NL:HR:2018:1845). De rechter ziet dat bij ontslag wegens ziekte langer dan twee jaar een transitievergoeding moet worden betaald en bij pensioenontslag niet. Vooral bij oudere werknemers kan dit een substantieel nadeel voor de werknemer opleveren. Als de ziekte aanvangt binnen een periode van 104 weken plus de opzegtermijn, voorafgaand aan de pensioengerechtigde leeftijd, is er geen aanspraak op een transitievergoding. Als de ziekte eerder is aangevangen kan ‘goed werkgeverschap’ inhouden dat wordt ingestemd met een voorstel va de werknemer om het dienstverband te beëindigen. De rechter is van mening dat de ingewikkeldheid van deze situatie en de kennisvoorsprong die de werkgever hierbij meestal heeft, in het voordeel van de werknemer moet worden uitgelegd.  Goed werkgeverschap brengt met zich mee dat de werkgever de voor de werknemer meest gunstige opzegging hanteert.
In deze casus ontvangt de werknemer niet de gevraagde transitievergoeding. De opzegtermijn maakt dat de werkgever het reguliere contracteinde i.v.m. pensioen kon afwachten.

Advies arbeidsrecht: Goed werkgeverschap – Transitievergoeding – pensioenontslag
Vindplaats:
ECLI:NL:RBLIM:2023:784